Instructies

Instructies

Direct naar

Geef digitaal je resultaten door per stap via onderstaande knoppen.

Welkom op de instructiepagina! Hier kun je digitaal de instructies lezen die je per post hebt ontvangen. Liever een PDF ontvangen? Stuur een mailtje naar moestuinmix@wur.nl. Via de post heb je als het goed is een envelop ontvangen met de volgende inhoud:

  • Zaden voor de tuinbonen en pompoenen;
  • Instructies voor het experiment;
  • Antwoordformulieren om je resultaten op te noteren;
  • Je unieke volgnummer.

Onderstaand vind je de instructies zoals je ze ook op papier hebt ontvangen.

Toelichting op het experiment

Bij het deelnemen aan MoestuinMix kun je kiezentussen drie niveaus (zie figuur). Je hoeft pas te kiezen zodra je begint.

  1. Vereist: Iedereen meet de opbrengst van de tuinbonen door peulen en bonen te tellen (niveau 1).
  2. Optioneel: Meet naast de opbrengst (1) ook de plaagdruk door bladluizen en natuurlijke vijanden van de luizen te tellen (2).
  3. Optioneel: Meet naast opbrengst (1), plagen en natuurlijke vijanden (2) ook bestuiving door bestuivende insecten te tellen (3).

Stappen

  1. Zaaien tuinbonen en noteren datum (vereist).
  2. Tellen en meten bonenplanten (vereist).
  3. Eerste keer tellen van bladluizen en natuurlijke vijanden (optioneel).
  4. Drie keer herhalen: bestuivers tellen (optioneel).
  5. Tweede keer tellen van bladluizen en natuurlijke vijanden (optioneel).
  6. Tellen bonen en peulen (vereist).

Het experiment eindigt wanneer je de tuinbonen hebt geoogst. Uiteraard kun je daarna doorgaan met het oogsten van je bonen zoals je zelf wilt en het telen van je gewas naar keuze en pompoen als deze nog in de tuin staan. De opbrengst van de pompoen meten we niet.

Je bepaalt zelf wanneer je de tuinbonen, pompoenen en je eigen gewas naar keuze zaait. De tuinbonen doorgaans vanaf maart en de pompoen doorgaans rond half mei, want de pompoenplant is gevoelig voor vorst. Je hoeft de drie gewassen dus niet op hetzelfde moment te zaaien. Het experiment start zodra je de tuinbonen zaait en duurt tot en met de eerste oogst van de tuinbonen. Tijdens het experiment sturen we een aantal nieuwsbrieven over de voortgang van het experiment en na afloop natuurlijk de resultaten.

Aanleggen experiment

In je moestuin maak je twee gewascombinaties en test je hoe een buurgewas effect heeft op het hoofdgewas in dit onderzoek: de tuinboon.

  • Combinatie 1: Tuinboon en pompoen. Om alle tuinen met elkaar te kunnen vergelijken, testen alle deelnemerséén keer dezelfde combinatie van tuinboon-pompoen. Je gebruikt daarvoor de zaden die je van ons hebt ontvangen.
  • Combinatie 2: Tuinboon met gewas naar keuze. Daarnaast kiest iedereen zelf een tweede combinatie: tuinboon met een gewas naar keuze. Dit mag elk gewas zijn dat je maar wilt. Je zorgt zelf voor de zaden van dit gekozen gewas.

Plantschema

Je zaait de tuinbonen, pompoen en het zelfgekozen gewas in twee groepjes, die noemen we vakken. In vak 1 zaai je de helft van het zakje tuinboonzaden en minimaal 1 pompoenplant. In vak 2 zaai je de andere helft van het zakje tuinboonzaden in combinatie met het zelfgekozen gewas. Hoeveel zaden dit zijn hangt af van het gekozen gewas.

Je hebt twee opties om de tuinbonen te zaaien: in rijtjes of gemengd met een ander gewas (zie ook de figuren met voorbeelden op de volgende pagina). Je kiest uit:

  1. In rijtjes: de tuinboon en het keuzegewas staan naast elkaar in aparte rijen (vak 1) en de tuinboon en de pompoen staan ook in rijen naast elkaar (vak 2). Zie voorbeeld 1.
  2. Gemengd: de tuinboon en pompoen door elkaar heen. Hierbij maak je de afstand tussen de tuinbonen groter, om ruimte te creëren voor de pompoen. De tuinboon en je zelfgekozen gewas zet je ook door elkaar heen. Zie voorbeeld 2.

Belangrijk:

  • Verdeel de zaden uit het zakje met tuinboonzaden ongeveer gelijk over je twee vakken. Houd de hoeveelheid zaden, de zaaidatum en de plantafstand tussen de tuinbonen in vak 1 en 2 gelijk.
  • De minimale plantafstand tussen de tuinbonen is 20 cm, maar verder uit elkaar mag ook, zodat je gewassen er doorheen kunt mengen. Let op: houd de plantafstand van de tuinbonen gelijk tussen vak 1 en vak 2.
  • Zaai/plant je meer dan 1 pompoen? De minimale plantafstand tussen pompoenen is 100 cm.
  • De plantafstand van je zelfgekozen gewas hangt af van het gewas en mag je zelf bepalen.
  • Zet geen andere buurgewassen naast de tuinbonen (anders dan pompoen en je zelfgekozen gewas). Je kunt ze bijvoorbeeld naast een pad, heg of afscheiding zetten als dit past. De minimale afstand tot een volgend gewas is 60 centimeter.

Zaaidatum

Je mag zelf weten wanneer je zaait, maar noteer de datum waarop je zaait. Voorzaaien mag ook, maar noteer de data waarop je voorzaait en uitplant op antwoordformulier stap 1. Je hoeft de pompoen, tuinboon en je eigen gekozen gewas niet tegelijkertijd te zaaien, maar houd de behandeling van je twee vakken tuinbonen wel gelijk, ook de zaaidatum en plantafstand.

Beheer van het experiment

Je mag de tuin beheren zoals je gewend bent. Op de moestuinprofiel-vragenlijst kun je invullen welk beheer je hebt toegepast, bijvoorbeeld bemesten, water geven of onkruid verwijderen. Deze vragenlijst ontvang je later, nadat je gestart bent.

Bestrijding van bladluizen en deelnemen aan niveau 2 Ga je bladluizen bestrijden, maar wil je wel meedoen aan niveau 2 (het tellen van luizen en natuurlijke vijanden)? Zorg dan dat je de eerste telling uitvoert vóórdat je de luizen bestrijdt. Geef via het antwoordformulier door of je hebt bestreden, hoe en wanneer. Dit kan de resultaten namelijk beïnvloeden. Houd de bestrijding gelijk over de tuinbonen naast de pompoen en de tuinbonen naast je zelfgekozen gewas.

Instructies per stap

Klik op de tabbladen om de instructies per stap te lezen.

Stap 1

Stap 1: Zaaien tuinbonen

Deze stap hoort bij niveau 1 en is vereist.

Gebruik antwoordformulier 1 om je antwoorden op te noteren.

  1. Noteer welk gewas je zelf hebt gekozen om te combineren met tuinboon.
  2. Noteer de zaaidata van elk gewas. Heb je gewassen voorgezaaid en opgekweekt? Noteer dan zowel de datum van voorzaaien als datum van planten. 
  3. Maak een schets van hoe je de gewassen (tuinboon, pompoen en je keuzegewas) hebt ingezaaid of geplant. Een foto maken mag ook.
Stap 2

Stap 2: Tellen en meten aantal bonenplanten

Deze stap hoort bij niveau 1 en is vereist.

Beginnen de tuinbonen te bloeien? Dan is het tijd voor de eerste metingen aan de planten. Gebruik antwoordformulier 2 om je antwoorden te noteren.

  1. Tel het totaal aantal bonenplanten naast de pompoen en naast je zelfgekozen gewas en noteer dit.
  2. Noteer de (geschatte) datum waarop de tuinbonen naast de pompoen en naast je keuzegewas gingen bloeien. Dit kan ook dezelfde datum zijn.
  3. Meet de hoogte van 10 willekeurige planten in elk vak (naast pompoen en naast je keuzegewas) en noteer de hoogte in centimeters.
Stap 3

Stap 3: Eerste keer tellen luizen en natuurlijke vijanden

Deze stap hoort bij niveau 2. Als je alleen niveau 1 doet, kun je deze stap overslaan.

Introductie

Tuinbonen hebben vaak last van bladluizen. Om te beoordelen hoe erg de plaagdruk is, vragen we je om te schatten hoeveel bladluizen er op de tuinbonen zitten en natuurlijke vijanden te tellen. Voor het beoordelen van het aantal luizen, gebruik je de kaart met tekeningen van planten die aangetast zijn door luizen (bijlage A). Voor het identificeren van natuurlijke vijanden gebruik je de foto’s in bijlage B. Je telt zowel de luizen als natuurlijke vijanden twee keer: één keer wanneer de tuinbonen net zijn gaan bloeien en één keer wanneer je voor het eerst gaat oogsten.

Let op: Bestrijding van bladluizen

Ga je bladluizen bestrijden, maar wil je wel meedoen aan niveau 2? Zorg dan dat je de eerste telling uitvoert vóórdat je de luizen bestrijdt. Geef via het antwoordformulier door of je hebt bestreden, hoe en wanneer. Dit kan de resultaten namelijk beïnvloeden. Houd de bestrijding gelijk over de tuinbonen naast de pompoen en de tuinbonen naast je zelfgekozen gewas.

Instructies

Wanneer de bonen gaan bloeien, ga je voor het eerst observeren. Gebruik antwoordformulier stap 3 om je antwoorden te noteren.

  1. Geef op het antwoordformulier aan of je luizen hebt bestreden, zo ja, wanneer en hoe. Tel de luizen vóórdat je bestrijdt, anders kun je niet meer aan deze stap meedoen.
  2. Vul de datum in waarop je de luizen en natuurlijke vijanden voor het eerst telt.
  3. Kies 10 willekeurige tuinboonplanten uit het vak met de pompoen en geef elke plant een score voor de aanwezigheid van luizen. Op de kaart met tekeningen van door luizen (bijlage A) aangetaste planten zie je uit welke scores je kunt kiezen. Die score is gebaseerd op een schatting van het aantal luizen. Noteer de score per plant die het beste past bij de hoeveelheid luizen.
  4. Observeer de natuurlijke vijanden die aanwezig zijn op de tuinbonen in het vak met de pompoen. Tel het aantal insecten per soort. Gebruik voor het herkennen van de natuurlijke vijanden de kaart met foto’s (bijlage B). Noteer je bevindingen op antwoordformulier stap 3.
  5. Herhaal stap 3 en 4 voor de tuinboonplanten naast je zelfgekozen gewas.
Stap 4

Stap 4: Bestuivers tellen (3x)

Deze stap hoort bij niveau 3, het tellen van bestuivers. Als je alleen niveau 1 (en 2) doet, kun je deze stap overslaan.

Introductie

Tuinbonen hebben bestuivende insecten nodig om vruchten te geven. Bestuivende insecten zoals bijen en hommels gaan in Nederland hard in aantal achteruit. Duurzame landbouw en een bloemrijke omgeving helpen bij herstel van het aantal en de diversiteit van bestuivers. Daar krijgen we ook voor terug dat onze gewassen beter worden bestoven en er meer of betere kwaliteit voedsel geproduceerd wordt. Bij niveau 3 observeren we daarom hoeveel bestuivers er op de bonen afkomen.

Instructies stap 4

Zodra de tuinbonen in volle bloei staan kun je bestuivende insecten gaan tellen. Dit doe je drie keer op verschillende momenten tijdens de bloei. Je mag zelf kiezen wanneer, zo lang je maar drie keer telt. Bijvoorbeeld op moment van volle bloei, na een week bloei en na twee weken bloei.

Let op: Weersomstandigheden kunnen je telling beïnvloeden. Tel daarom alleen als het:

  • tussen de 18-25 graden is
  • tussen 10:00 en 18:00 is
  • droog is
  • er weinig wind staat
  • minder dan 50% van de lucht bewolkt is

Gebruik antwoordformulier stap 4 voor het noteren van je bevindingen. Elke keer dat je bestuivers telt, doe je dit als volgt:

  1. Noteer de datum van je observatie.
  2. Ga in je tuin zitten/staan en tel gedurende 10 minuten het aantal bestuivende insecten per soort op de tuinbonen naast de pompoenen. Gebruik bijlage C om de soorten te herkennen. Noteer je bevindingen op antwoordformulier stap 4.

Tel in de volgende 10 minuten op dezelfde manier de bestuivende insecten per soort bij de tuinbonen naast je zelfgekozen gewas. Noteer je bevindingen op antwoordformulier 4.

Stap 5

Stap 5: Tweede keer tellen luizen en natuurlijke vijanden

Deze stap hoort bij niveau 2. Als je alleen niveau 1 doet, kun je deze stap overslaan.

Let op: Ga je bladluizen bestrijden, maar wil je wel meedoen aan niveau 2? Zorg dan dat je de telling uitvoert vóórdat je de luizen bestrijdt. Geef via het antwoordformulier door of je hebt bestreden, hoe en wanneer. Dit kan de resultaten namelijk beïnvloeden. Houd de bestrijding gelijk over de tuinbonen naast de pompoen en de tuinbonen naast je zelfgekozen gewas.

Wacht tot de eerste tuinbonenoogst. Observeer zodra je gaat oogsten de luizen en natuurlijke vijanden voor de tweede keer. Gebruik antwoordformulier stap 5 om je antwoorden te noteren.

  1. Geef op het antwoordformulier aan of je luizen hebt bestreden, zo ja, wanneer en hoe. Tel de luizen vóórdat je bestrijdt, anders kun je niet meer aan deze stap meedoen.
  2. Vul de datum in waarop je de planten voor de tweede keer observeert (gelijk met de eerste oogst).
  3. Herhaal punt 3 t/m 5 van Stap 3 (pagina 8). Je hoeft niet dezelfde planten te tellen als de eerste keer, maar dat mag wel.
Stap 6

Stap 6: Oogsten tuinbonen

Deze stap hoort bij niveau 1 en is vereist.

Kun je van de tuinbonen in beide vakken (naast de pompoen en naast je keuzegewas) minimaal 10 peulen oogsten? Dan is het tijd om de opbrengst te gaan meten. Je mag zelf bepalen wanneer je oogst, maar doe dit wel tegelijkertijd voor de tuinbonen naast de pompoen en de tuinbonen naast je zelfgekozen gewas. Houd de tuinbonen uit de twee vakken apart voor de telling. Noteer je antwoorden op antwoordformulier stap 6.

  1. Noteer de datum van de eerste tuinbonenoogst.
  2. Het kan zijn dat er verschil was in wanneer de bonen naast de pompoen en de bonen naast je keuzegewas rijp waren. Noteer welk vak als eerste rijp was om te oogsten.
  3. Tel het totale aantal peulen aan de planten in elk vak. Noteer dit op het antwoordformulier.
  4. Oogst de tuinbonen als volgt:
    1. Werk van onder naar boven en oogst in totaal 10 peulen van de onderste kransen van de tuinbonen naast de pompoen. De peulen mogen van meerdere planten komen. Maak ze open/dop ze en tel het aantal bonen in elke peul en vul dit in op het antwoordformulier.
    1. Oogst 10 peulen van de tuinbonen naast je zelfgekozen gewas. Maak ze open/dop ze en tel het aantal bonen in elke peul en vul dit in op het antwoordformulier.

Je bent klaar met het experiment! Geef je antwoorden door via de resultatenpagina.


Zie ook de veelgestelde vragen onderaan deze pagina.


Opsturen van je resultaten

Bij je welkomspakket vind je papieren antwoordformulieren die je kunt meenemen naar je tuin. Nadat je de metingen hebt uitgevoerd en je de antwoorden op de papieren antwoordformulieren hebt genoteerd, kun je de resultaten aan ons doorgeven via onderstaande online formulieren.

Wil je toch liever de papieren antwoordformulieren opsturen? Dan kan dit zonder postzegel naar het volgende antwoordnummer:

Wageningen University & Research

T.a.v. Yvonne Florissen, Entomologie

Antwoordnummer 30

6700 VB Wageningen

Denk eraan om je volgnummer in te vullen als je de resultaten per post naar ons terugstuurt. Dit nummer staat op je welkomsbrief.


Wil je meer weten of heb je vragen? Neem contact met ons op via moestuinmix@wur.nl.  

MoestuinMix is een burgerwetenschapsproject waarin moestuiniers experimenteren met verschillende gewascombinaties.

In samenwerking met

www.avvn.nl

Meer informatie

Heb je vragen? Lees de veelgestelde vragen onderaan deze pagina of neem contact met ons op via moestuinmix@wur.nl.  

Veelgestelde vragen

Wanneer begin ik met het experiment?

Het experiment start zodra je de tuinbonen zaait. Dit moment bepaal je zelf. Voorzaaien kan vanaf half februari.

Wanneer eindigt het experiment?

Het experiment is afgelopen als je de eerste tuinbonen hebt geoogst.

Waar vind ik mijn volgnummer?

Je persoonlijke volgnummer staat op de welkomsbrief die je van ons hebt ontvangen. Dit nummer gebruiken we om de resultaten van verschillende stappen aan elkaar te koppelen.

Wat is het keuzegewas?

Het keuzegewas is het gewas dat je zelf kiest om te combineren met tuinboon. Gebruik je kennis en creativiteit!

Hoe geef ik mijn resultaten door?

Het doorgeven van je resultaten kan digitaal via de bovenstaande groene knoppen. Per stap uit het onderzoek is er een online formulier. Je typt de gegevens zelf over uit je papieren formulieren. Dit stellen wij erg op prijs!

Je kunt je resultaten ook direct online invullen in je tuin. Hiervoor heb je een telefoon of tablet nodig met internetverbinding.

Ik stuur mijn resultaten liever per post op, kan dat?

Ja, dat kan zonder postzegel naar het volgende antwoordnummer:  

Wageningen University & Research 

T.a.v. Yvonne Florissen, Entomologie 

Antwoordnummer 30 

6700 VB Wageningen 

Denk eraan om je volgnummer in te vullen als je de resultaten per post naar ons terugstuurt

Welke gewassen ga ik testen?

Elke deelnemer test de combinatie tuinboon-pompoen én een combinatie met tuinboon en een gewas naar eigen keuze. Hierin ben je volledig vrij, dus je moet zelf in de zaden voorzien. Je rapporteert aan ons welk gewas je hebt gekozen.

Wat moet ik meten?

Je meet de opbrengst van de tuinbonen door het aantal peulen en bonen te tellen (niveau 1). Als je meer wilt doen, kun je ervoor kiezen om daarnaast ook luizen en natuurlijke vijanden te observeren (niveau 2). Wil je nog meer doen? Tel dan ook nog bestuivende insecten (niveau 3).

Belangrijk is om te noteren op welke datum je gezaaid en geoogst hebt en welke bewerkingen je hebt gedaan, zoals bemesten of onkruid wieden.

Verder geef je diverse achtergrondgegevens aan ons door, zoals de grondsoort van je tuin, welke gewassen er nog meer staan en hoe de omgeving van de tuin eruit ziet. Dit kan namelijk invloed hebben op je resultaten.

Wanneer moet ik de tuinbonen en pompoen zaaien?

Je mag zelf bepalen wanneer je de tuinboon en pompoen zaait. De tuinbonen worden doorgaans vanaf maart gezaaid en de pompoen doorgaans vanaf half mei.

Uit welke stappen bestaat het experiment?

  1. Zaaien tuinbonen en noteren datum (vereist). 
  1. Tellen en meten bonenplanten (vereist). 
  1. Eerste keer tellen van bladluizen en natuurlijke vijanden (optioneel). 
  1. Drie keer herhalen: bestuivers tellen (optioneel). 
  1. Tellen bonen en peulen (vereist). 
  1. Tweede keer tellen van bladluizen en natuurlijke vijanden (optioneel). 

Wanneer moet ik de tuinbonen en pompoen oogsten?

Je mag zelf bepalen wanneer je de tuinboon en pompoen oogst. De tuinbonen worden doorgaans vanaf mei geoogst en de pompoen doorgaans vanaf half augustus.

Waarom meten we de pompoen niet?

In dit experiment kijken we hoe de tuinboon presteert naast verschillende buurgewassen. De pompoen testen we niet met een ander buurgewas, dus hoef je de opbrengst van de pompoen niet te meten.

Mag ik de bladluizen bestrijden en toch meedoen aan niveau 2?

Ja, je kunt bladluizen bestrijden, maar houd de behandeling over de twee groepen tuinbonen (naast pompoen en naast je keuzegewas) gelijk.

Ga je luizen bestrijden en wil je meedoen aan niveau 2 (tellen van luizen en natuurlijke vijanden)? Zorg in dat geval dat je de telling uitvoert vóórdat je bestrijdt. Noteer op het antwoordformulier hoe en wanneer je hebt bestreden.

Het toppen van de tuinbonen zien wij ook als bestrijding van luizen.

Mag ik de tuinbonen toppen?

Sommige mensen knippen de toppen uit de tuinbonen als voorzorgsmaatregel om bladluizen te voorkomen. Dit mag uiteraard, maar houd de behandeling van de twee groepen tuinbonen (naast pompoen en naast je keuzegewas) gelijk.

Wil je meedoen aan niveau 2, het tellen van luizen en natuurlijke vijanden? Zorg dan dat je de telling waar mogelijk uitvoert vóórdat je gaat toppen. Noteer op je antwoordformulier wanneer je hebt getopt.

De tuinboon en pompoen staan het grootste gedeelte van het seizoen niet samen in de tuin. Waarom kiezen jullie voor deze combinatie?

  1. Tuinbonen zijn een vroeg gewas en groot gedeelte van het seizoen staat de tuinboon in zijn eentje in de tuin. Als we de zaaidichtheid aanpassen en ruimte maken om straks ook pompoen te kunnen zaaien krijgt elke tuinbonenplant meer licht. De tuinboon heeft minder concurrentie van zijn soortgenoten. Voor de pompoen geldt juist dat die pas laat geplant of gezaaid wordt en in het begin nog maar heel weinig ruimte in neemt. Als de tuinbonen geoogst zijn, kan de pompoen mooi de ruimte innemen van de tuinenbonen. Bij enkele teelt zou je één bed met tuinbonen hebben en één bed met pompoenen. Door ze in hetzelfde bed te zaaien, kan je twee bedden gebruiken en ook nog eens meer oogsten per plant. In de wetenschap noemen we dit ‘temporele niche differentiatie’ en dit lijkt het grootse voordeel te hebben in gebieden met een gematigd klimaat.
  2. Tuinbonen zijn zogenoemde stikstofbinders door een samenwerking met bodembacteriën. Deze bacteriën leveren de tuinboon stikstof in ruil voor suikers van de tuinboon. Als de tuinboon afsterft, blijven de planten en wortelresten van de bacteriën achter en geven zo de vastgelegde stikstof door aan het volgende gewas, in dit geval de pompoen. Ook is tuinboon heel goed voor het bodemleven. Ze stimuleren gunstige bodemschimmels waarvan de pompoen ook weer kan profiteren. Laat de wortels van de tuinboon en eventueel ook de stengels zitten!
  3. Pompoen en tuinboon zijn beide interessant voor bestuivende insecten. Door ze bij elkaar te telen kunnen de bestuivers over een langere periode van dezelfde plek gebruik maken dit scheelt zoektijd.
  4. Pompoen en tuinboon kunnen beide last hebben van luizen. In gezonde ecosystemen zullen op de luizen ook natuurlijk bestrijders afkomen. Als de pompoen geplant wordt staat er al een legertje van natuurlijke bestrijders klaar om ook de pompoen te beschermen.

Dit zijn allemaal voordelen die mogelijk kunnen optreden. Of het ook echt in de praktijk gebeurt is natuurlijk de vraag die we graag met jullie hulp willen gaan beantwoorden.

Wat is de rol van AVVN?

AVVN samen natuurlijk tuinieren is partner in het consortium van CropMix. We werken samen in het opzetten van MoestuinMix, dat gericht is op moestuiniers.

Wat krijg ik ervoor terug?

Naast dat deelnemen aan het experiment natuurlijk leuk is, krijg je ook inzicht in hoe je tuin het doet. Je ontvangt tussentijdse resultaten en interessante weetjes over gewassen, plagen en biodiversiteit. Daarnaast delen we leuke tips over tuinbonen. Ook niet onbelangrijk: met je deelname lever je een bijdrage aan kennis over duurzame landbouw en help je akkerbouwers in de toekomst met het vergroten van de biodiversiteit op hun akkers. 

Wie zit er achter MoestuinMix?

Onderzoekers van Wageningen University & Research coördineren CropMix, een vijfjarig onderzoeksprogramma, en de experimenten in MoestuinMix. Hierbij werken we samen met AVVN samen natuurlijk tuinieren.

Wat is het doel van het onderzoek?

Ons doel is om meer kennis op te doen over gewasdiversiteit en hoe dit in de praktijk werkt in een moestuin of op een akker. We zoeken specifiek naar gewascombinaties die de teelt bevorderen en de processen die hiervoor zorgen. Deze kennis zou van belang kunnen zijn voor akkerbouwers die aan de slag willen met gewasdiveristeit op hun akkers.

Waarom vragen jullie hulp aan moestuiniers?

Een moestuin is bij uitstek een plek waar de gewasdiversiteit hoog is, maar ook de verschillen tussen tuinen zijn groot. Bijvoorbeeld in de grondsoort, soort omgeving en welke gewassen er geteeld worden. Dat levert interessante data op.

Moestuiniers hebben bovendien vaak veel waardevolle kennis van het combineren van gewassen. Die kennis halen we graag op om te zien welke inzichten van nut kunnen zijn voor akkerbouwers.

Wat gebeurt er met mijn data?

Onderzoekers van CropMix zullen de verzamelde gegevens analyseren om conclusies te kunnen trekken over welke gewascombinaties goed werken, bijvoorbeeld voor een grotere opbrengst, minder plagen en meer biodiversiteit. Waar mogelijk gebruiken we de data voor wetenschappelijke publicaties om de resultaten verder te delen met andere onderzoekers en uiteindelijk met akkerbouwers.

We verwerken de resultaten uit je tuin anoniem en vertrouwelijk. Je deelname aan MoestuinMix is vrijwillig en je kunt je op elk moment terugtrekken zonder opgave van reden.

Zijn de zaden biologisch?

Ja, de zaden die wij verstrekken zijn biologisch. Tuinbonen van De Bolster en pompoen van onze partner Vitalis.

Ik wil niet meer meedoen. Wat moet ik doen?

Je kunt je deelname altijd intrekken. Stuur ons een mailtje via moestuinmix@wur.nl. Je hoeft geen reden te geven.

Staat je vraag er niet tussen? Je kunt ons mailen via moestuinmix@wur.nl.  

MoestuinMix is een samenwerking tussen CropMix en AVVN samen natuurlijk tuinieren.

CropMix wordt gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

Logo NWO

Privacyverklaring